Zeg tegen mij ‘we hebben in Nederland geen echte natuur’ en ik schiet onmiddellijk in een kramp. Misschien de onzinnigste discussie waar je als boswachter in kunt belanden, is de discussie over ‘echte’ natuur. Natuur is overal en ze speelt in op de invloed die we met acht miljard mensen op deze wereld hebben. Of het nu straatliefdegras is tussen onze stoeptegels of de keizerspinguïn die door de zuidpoolwind schuifelt.
Natuur is overal en onze invloed ook. Straatliefdegras wortelt in de kleine ruimte tussen betontegels en trekt zich blijkbaar niks aan van de plantonvriendelijke ruimte die we hem bieden. Stiekem profiteert het zelfs van de klimaatverandering die we als mensheid met onze fossiele uitstoot veroorzaken en komt het steeds noordelijker. Saillant detail: het verspreidt zich via autobanden. De keizerspinguïns komen op hun schuifeltochten of flitsende onderwaterjachten in aanraking met de plastics die we over deze wereld uitstorten. Plastics die niet alleen in de magen van de zeevogels zitten, maar ook in ons eigen bloed. Net als de natuur is ook onze menselijke invloed overal. De vraag is alleen hoeveel ruimte we bieden aan alle soorten die deze wereld rijk is. Soorten met wie we onlosmakelijk verbonden zijn. Sterker nog, waar we zelfs onlosmakelijk afhankelijk van zijn voor ons voortbestaan.
Scholekster op het dak
Laten we eens stilstaan bij de vraag of de scholekster, die haar nest tegenwoordig op daken maakt, zich slim heeft aangepast of dat ze een laatste strohalm te pakken heeft die straks onvoldoende blijkt. Scholeksters broeden maar één keer per jaar en krijgen dan drie tot vier jongen. De ouders blijven om de jongen op te voeden. Dit in tegenstelling tot andere weidevogels waar de jongen nestvlieders zijn en dus gelijk zelf op zoek moeten naar voedsel. Maar ook voor scholeksterjongen is het op een gegeven moment tijd om zelf op jacht te gaan naar sappige wormen. Op een dak zijn die niet te vinden, dus rest hun niets anders dan zich met doodsverachting van het dak te storten. Dat gaat niet altijd goed, maar de hongerdood sterven, is ook geen optie.
Voedselschaarste
In de weilanden waar scholeksters hun jongen trachten groot te brengen, is het niet een doodsmak die hen bedreigt. Daar is het broodnodige voedsel schaarser geworden. Tot overmaat van ramp vliegen en lopen er vijanden rond. Wegens gebrek aan voedsel in het voor een groot deel intensief bewerkte agrarisch landschap richten vijanden zoals meeuwen, bunzingen, vossen en buizerds zich nu juist op de gebieden waar weidevogels nog aanwezig zijn. Een aanwezigheid die vooral te danken is aan de niet-aflatende inspanningen van boeren, vrijwilligers en natuurbeheerders.
Het jaar van de scholekster
Niet alleen ik raak dus in een kramp. De scholekster op het dak ontsnapt nu nog aan de vijanden. Maar wat als die ook de prooien op de daken vinden? Net zoals ze nu de soortenrijke gebieden in het agrarisch gebied hebben gevonden? De kleine 40.000 broedende scholeksters in Nederland en hun beschermers raken dus ook in een kramp. Afgelopen jaar was het ‘Het jaar van de scholekster’. Daarin bleek eens te meer dat de gemiddelde leeftijd van broedende vogels steeds hoger wordt. De jongen worden niet groot genoeg om tot broeden te komen. Als ze de kuikenfase al overleven, dan nekt het voedselgebrek aan de kust hen in de winter. Daar neemt door overbevissing het voedsel af en krijgen ze te weinig rust door de aanwezige recreanten.
Iconische weidevogel
Toch is er een manier om uit de kramp te komen. Succesvol beheer in bijvoorbeeld het Westeinde langs de A4 toont dat aan. Het land is er beter ingericht, de boeren hebben er minder haast om zoveel mogelijk voedsel van het land te halen, vrijwilligers houden het gebied nauwgezet in de gaten en natuurbeheerders kunnen de waterstanden hoog genoeg zetten. Bovendien kan het kijken naar de aanwezige vogels alleen op een afstandje. Wat zou het mooi zijn als dit gebied voor onze iconische weidevogels nog groter zou kunnen worden.
De ogen en oren in het veld
Wat kun je nu als stadsbewoner doen om de scholekster en zijn mede-weidebewoners te helpen? Het meest simpele is om ze het hele jaar vanop een afstandje te bewonderen, zodat ze hun energie niet verliezen omdat ze voor je opvliegen. Je kunt ook eens wat verder kijken dan het goedkoopste prijskaartje en de boeren in het Groene Hart helpen door lokale kaas of melk van ze te kopen. Of lid worden van de plaatselijke vogelvereniging: zij zijn de ogen en oren in het veld en houden ontwikkelingen nauwgezet in de gaten. Ze komen ook in verzet als er al te enthousiaste graafmachines aan de horizon opdoemen. Graafmachines die nog maar eens een stukje leefgebied creëren voor soorten die al toch al flink de wind mee hebben: de mens en het straatliefdegras.
Lees hier meer blogs van boswachter Mark Kras.