Vanaf de dijk waarop ik sta, zie ik links de zee. Op rechts kijk ik uit over uitgestrekte polders. Polders zoals ik ze ken uit mijn jeugd. Waar ik als kind vaak samen met mijn vader doorheen fietste en die mij een gevoel van vrijheid geven. Deze keer geeft dit uitzicht mij een ander gevoel, want ik fiets langs de sporen van de watersnoodramp.
Tekst en foto’s Marjolein Koster
In de winter van 1953 was de polder bij Ouwerkerk het decor van een grote overstroming: de watersnoodramp. Een gebeurtenis waar je niet direct mee geconfronteerd wordt wanneer je hier rondkijkt, maar de sporen van de ramp zijn wel degelijk zichtbaar in het landschap. Sporen die ik nu volg tijdens mijn fietstocht over Schouwen-Duiveland.
Het laatste gat in de dijk
Het is een zonnige, koude dag en ik heb afgesproken met Jaap Schoof. Tot 2011 was hij directeur van het grotendeels door vrijwilligers gerunde Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. Belangrijker is misschien nog wel dat Jaap als negenjarig jongetje het water op zich af zag komen. Samen stappen we op de fiets en hoor ik zijn verhaal en dat van vele anderen. Verhalen die ik van mijn eigen vader nauwelijks ken. Ook hij maakte de ramp mee, maar was net te jong om zich echt iets te herinneren. Mijn zoektocht begint bij het Watersnoodmuseum zelf. Dit museum is gehuisvest in vier caissons (betonnen, holle constructies). Deze sloten het laatste gat in de dijk en vormen daardoor een symbolisch sluitstuk van de rampperiode. “De caissons stonden lange tijd leeg. Kinderen gebruikten ze om in te spelen. Toen we een locatie zochten voor het museum, leek dit ons erg geschikt”, vertelt Jaap. Vanbinnen zie je de erosie, de verwering. Je voelt wat het water gedaan heeft met deze plaats.
Buitenlandse bomen
Vanaf het museum slaan we rechtsaf op de Weg van de Buitenlandse Pers. Deze weg heeft haar naam te danken aan de internationale aandacht voor deze ramp. Langs de weg staat een haag van populieren. “De grond was zo aangetast door het zilte water, dat haast alle bomen dood waren”, legt Jaap uit. “Journalisten uit verschillende landen hebben bomen gedoneerd en we hebben zelfs nog een document waaruit blijkt dat ook Churchill een bijdrage heeft gedaan.” Jaap is erg verknocht aan dit gebied: “Dit landschap zit in mijn genen. Die rust als ik hier rondloop en rondkijk, vind ik heerlijk. Die uitgestrektheid, daar kan niets tegenop.” Ik ben het met hem eens. Ondanks dat ik sinds een aantal jaren mijn plek in de stad heb gevonden, zit dit Zeeuwse landschap toch ook nog in mijn genen. Aan deze weg is ook nog een stukje te zien van de oude zeedijk. Die is verrassend laag. Ik kan het me goed voorstellen dat deze niet bestand waren tegen de storm. Na de ramp is er dan ook flink geïnvesteerd de dijken te verbeteren.
Traptreden tellen
We fietsen langs het ouderlijk huis van Jaap, de boerderij die hij inmiddels heeft verruild voor een woning in Zierikzee. Beiden voelen we de noodzaak hier even stil te staan. “In de nacht van de watersnoodramp stond het water tot hier”, Jaap wijst een plaats aan op de oprit, op ongeveer vijftig meter van het huis. “Maar niet in ons huis, want dat staat op een zandkreekrug, zoals wij een terp in Zeeland noemen. Tijdens het opkomende tij in het begin van de volgende middag stroomde het water wel naar binnen. Uiteindelijk kwam het tot net boven de deur, tot de tweede tree van boven.” Ik hoor een mix van ontroering vanwege deze diepe herinnering en Zeeuwse nuchterheid. “Hier stond het huisje van de knecht.” Jaap wijst naar de hoek van het stuk land dat het dichtste bij de dijk ligt. “Vanaf de zolder zagen mijn ouders het huisje van de knecht in de golven verdwijnen. Ze brachten ons naar de andere kant van de boerderij, zodat we dat als kinderen niet hoefden te zien. Later bij de opruimwerkzaamheden heeft de knecht het lichaam van zijn eigen zoontje teruggevonden.”
Polderwegen en haventjes
Voor het Watersnoodmuseum verzamelt Jaap persoonlijke verhalen van mensen op film. “Het is voor velen herkenbaar om over de traptreden te praten. Mensen zien het water komen. Nog drie treden, nog een paar en dan staat het water op zolder. Zo ver is het bij ons gelukkig niet gekomen. Wij werden de volgende dag met een bootje van de buurman opgehaald.” Jaap zwaait met zijn arm in de verte. De boerderij van de buurman is vanaf hier een stipje. Later is het gezin door de Urker vissers in veiligheid gebracht. Jaap weet alles over dit Zeeuwse landschap. Elke polderweg kent hij, bij elk haventje heeft hij een verhaal. Onderweg komen we bekenden van hem tegen. We vergeten bijna waarom we aan het fietsen zijn, maar gelukkig herpakt Jaap zijn verhaal. “We zijn in de polder van Bruinisse. Die binnendijk daar, die is pas in de loop van de zondagavond doorgebroken. Toen zakte het water bij ons plotseling dertig centimeter.” Zonder deze extra informatie zou dit voor mij niets meer of minder zijn dan een prachtig natuurgebied, waar de koeien rustig grazen en het fluitenkruid zich weet te ontwikkelen.
Oranje dakpannen
“Zie je die oranje dakpannen? Dat zijn boerderijen die na de watersnoodramp gebouwd zijn. De oudere boerderijen hebben vaak zwarte of grijze dakpannen. Doordat zo’n 35 boeren een boerderij in de Noordoostpolder kregen, ontstond hier ruimte voor schaalvergroting buiten het dorp. Door de ramp maakte Zeeland eigenlijk een ontwikkelingssprong. Alles is weg en je begint opnieuw. Veel paarden waren verdronken en de boeren gingen over op tractoren. Normaal duurt zo’n omslag een aantal jaar, nu met de Marshallhulp ging het allemaal vrij snel.” Langzamerhand krijg ik toch steeds meer te horen over de gevolgen van de ramp voor Jaap zelf. We zijn aangekomen in Nieuwerkerk. “Hier stond het huis waar mijn oma, oom en tante en mijn nichtje woonden. Het was gewoon dikke pech. De vloedgolven gingen rond het dorp, ze zaten op het dak en dat dak is weggespoeld.” Jaap zucht even. “Mijn oma en nichtje zijn nooit teruggevonden.”
Scandinavische huizen
Na de watersnoodramp waren veel huizen verwoest. In korte tijd zijn toen veel Scandinavische prefabwoningen neergezet. “Deze kwamen met name uit Noorwegen en waren eigenlijk bestemd voor de bevolking daar, omdat tijdens de Tweede Wereldoorlog alles platgebombardeerd was. Maar ze waren onvoldoende geïsoleerd voor hun strenge winters en de Noren wilden ze niet hebben. Wij wilden ze wel. Sommige type woningen hadden zelfs een douche, een luxe voor die tijd”, lacht Jaap. In het dorp Nieuwerkerk, relatief het zwaarst getroffen dorp, zijn veel van deze woningen nog te zien. “Alle huizen zijn vernoemd naar een woonplaats in bijvoorbeeld Zweden of Noorwegen en de huizen kregen ook een schilderij van die plaats mee,” legt Jaap uit. Ik lees wat namen op de huizen. Ze zeggen me weinig, totdat ik een huis zie dat Oslo heet. Met hun houten planken en puntige daken zien deze huizen er ook erg on-Nederlands uit. Het is een mooie herinnering aan de internationale solidariteit van na de ramp.
Het collectieve geheugen
Ik snuif de frisse wind op. We zijn bijna aan het einde van 31 kilometer door het vlakke Zeeuwse landschap. Jaap vraagt me of ik het graf van zijn oma in Nieuwerkerk wil zien. “Het is dus eigenlijk een leeg graf, maar het is wel mooi dat ze zo een plekje heeft gekregen.” Om me heen zie ik op alle stenen de overlijdensdatum 1 februari 1953 staan. Het komt nu pas bij me binnen hoeveel impact de watersnoodramp heeft. Het landschap is grotendeels hersteld, maar bij de eerste generatie overlevenden is de wond nog niet geheeld. “Het zit in het collectieve geheugen van de Zeeuwen. Het is niet zo dat ik er erfelijk mee belast ben, maar ik heb het wel meegekregen.” Jaap gaat nog steeds door met het verzamelen van verhalen, want “zo lang er nog mensen leven, ben ik nog niet klaar”, zegt hij. De fysieke sporen zullen verdwijnen, maar de verhalen blijven bestaan en als tweede generatie wil ik deze verhalen kennen. We zijn terug bij het museum en ik werp nog een laatste blik over de ondergaande zon die in de Oosterschelde zakt. Het is tijd om deze polder te verlaten en dit uitzicht zal vanaf nu extra herinneringen bij mij oproepen.
Praktisch
- In Toeractief 3-2017 staat een fietsroute vanaf Zierikzee die gaat door dit gebied. Nabestellen van het magazine kan door een mail te sturen naar toeractief@bcm.nl
- Het Watersnoodmuseum heeft ook een fietsroute en is te verkrijgen bij de museumwinkel
Vanwege slechte bereikbaarheid met openbaar vervoer, is het aan te raden met de auto naar het eiland Schouwen-Duiveland te gaan.